HISTOIRE DE L'OEIL
Prof. Willem Elias over Histoire de l'oeil:
Zoals mosterd van Tierenteyn in je neus, laten de foto’s van Filip Naudts het gedachtegoed van Georges Bataille in je ogen springen: lekker maar bijtend. De titel van de tentoonstelling bevestigt deze zintuiglijke ervaring: “Histoire de l’œil”. Deze titel is inderdaad ontleend aan een boek van deze merkwaardige en te lang onbekend gebleven Franse schrijver van literatuur en filosofie. Als filosoof heeft Georges Bataille veel invloed uitgeoefend op een ganse generatie van Franse denkers die in de jaren zestig hun hoogtij vierden, waaronder Foucault niet de minste is. Hij heeft immers, onder invloed van Nietzsche meerdere lansen gebroken voor het denken van het andere. Bataille heeft hieraan de naam “heterologie” meegegeven: de wetenschap van het gans andere. Deze logica van het andere kenmerkt zich uiteraard doordat het geen logica is. Wat meer is, het betreft de dingen van het leven waarvoor er geen logica is en daarenboven is dat geen gemis. Het betreft precies het ganse domein waarin de rationaliteit van de mens te kort schiet met betrekking tot aspecten van het leven die niet verborgen kunnen blijven, welke pogingen de orde scheppende krachten in onze cultuur daar ook voor ondernemen. Georges Bataille heeft zijn pogingen om daarover te praten “atheologie” genoemd. Daar waar de pogingen om de religie maatschappelijk te integreren de opdracht van de theologie betreft, is het de taak van de “a”-theologie om het onbespreekbare op zijn grenzen te onderzoeken. Het verhaal van het afwezige vloeit hier over in de afwezigheid van een verhaalmogelijkheid.
Toch nog even terug naar de titel van de tentoonstelling. “Histoire de l’œil” is een knipoog om de verwantschap aan te geven tussen de getoonde foto’s van Filip Naudts en de problematiek van het overschrijden van de grens, zoals te vinden bij Bataille. Met de inhoud van het boek heeft de tentoonstelling niets te maken. Slechts in de eerste paragraaf staat een zin waarin een verband zou kunnen zitten: “Ze was in een zwart schort gekleed en droeg een gesteven kraagje. Het vermoeden bekroop me dat zij zich even beklemd voelde als ik. Dat gevoel was die dag heviger dan ooit omdat zij onder dat schort blijkbaar niets aan had.”Dat zou bij de figuranten van Naudts het geval kunnen zijn. Toen ik twintig jaar geleden het boekje voor het eerst las dacht ik dat de auteur van een tekst over de grotschilderingen van Lascaux, me iets ging bijbrengen over hoe men door de eeuwen heen op verschillende wijzen naar kunst gekeken heeft. Niets was minder waar. Een goed geschreven pornoboekje kwam onverwachts een aangename verpozing brengen tijdens mijn studiewerk. Bataille heeft deze vunzige, wat Mieke Maaike tekst geschreven in 1928, voor een select groepje liefhebbers van dat genre onder het pseudoniem Lord Auch (aux chiottes = naar de plee). Toch is deze tekst niet zo maar porno. Hij kadert binnen een filosofie die de materialiteit van het lichaam vooropstelt en vragen stelt over de grenzen van het handelen en hun overschrijdingen. Figurant Roos Van Acker zou hier zeker fundering vinden voor de diepte van de pikanterie van haar poses (www.roosvanacker.be)
De verwantschap tussen de fototentoonstelling van Filip Naudts en Georges Bataille moet dus elders gezocht worden dan in de liefde voor de obsceniteit.
Ze zit hem in het creëren van een grens die als hoofddoel heeft die grens in vraag te stellen. Grenzen in vraag stellen kan je best door ze te overtreden. Er bestaat geen domein waarin het empirisme, het proefondervindelijk onderzoeken zo efficiënt is als in het domein van de grenzen. Je betreedt een vijandig land en het is oorlog. Je bezondigt je aan een intimiteit die over de grens is en een oorveeg is de proef op de som. Je maakt een foto en de censuur beslist dat de cesuur tussen wat kan en niet buiten de maat ligt.
Dit is het geval met de foto’s van Filip Naudts . Dit zijn geen documenten die verslag geven over de al te feitelijkheid van de dingen. Het zijn evenmin beelden die ontleend zijn aan de fantasieschatkist van onze dromen. Ze staan op gespannen voet tussen deze beide werelden, tussen realisme en surrealisme. Naudts tast deze beide uitersten van mogelijke beeldvorming af zoals een koorddanser die met zijn armen zijn evenwicht bewaart. Daardoor tast hij het onderscheid tussen beide tegengestelden tevens aan. Het realisme is daardoor niet langer een onder-werkelijkheid, evenmin als het surrealisme de realiteit overstijgt. Noch de hel, noch de hemel. Noch het platvloerse, noch irreële, maar de spanning er tussenin. Dit spelen met twee werelden, namelijk de reële en de surreële, wordt nog versterkt doordat Naudts verwijst naar de kunstgeschiedenis. Hij ontleent vaak zijn compositie aan oude meesters (bv. Van Eyck) of naar de grootmeesters van de moderne kunst (Klimt, Magritte). Door deze kaders te gebruiken verhoogt hij nog de ambiguïteit in zijn werk.
Zijn naakten zijn niet naar buiten gericht. Het menselijk lichaam als landschap met een eigen taal waarop we als humanisten even fier zijn als een olifant op zijn slurf, dat is niet aan Naudts besteed. Evenmin de fantasmagorische wereld van de nachtmerrie. Zijn naakten zijn naar binnen gekeerd. Ze stellen zich vragen over de lichamelijkheid als zintuiglijk systeem. Het zijn aanfluitingen - en er kan wat dit betreft niet genoeg gefloten worden – van de platonische miskenning van het lichaam als drager van de innerlijke ervaringen.
Ik geef de naakten als voorbeeld. Maar Naudts fotografeert niet danig veel naakten. Maar precies dit is typisch voor zijn foto’s. De kleren van zijn figuranten geven geen garantie om niet bloot te zijn. En de naaktheid blijkt een mogelijk kleed. Precies deze dialectiek van versluierend tonen en ontsluierend verbergen is de pointe – inderdaad vol van punctum-potentialiteit à la Roland Barthes – van zijn werk. Dit geldt niet alleen voor het spel tussen huid en omhulsel. Maar tevens voor de speling tussen individu en type. De beelden flikkeren tussen een grote bijzonderheid van het model, de zogenaamde persoonlijkheid en dat waar model wordt voor gestaan, een soort kenmerk van de mens.
Deze transgressie van categorieën, waarbij nooit een van beide vastligt, is precies de beelding die verwijst naar de accentuering van het andere in het gedachtegoed van Bataille. Naudts maakt het (voor sommigen pijnlijk) zichtbaar. Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommige bekende modellen niet gediend zijn met het resultaat.
---
Johan Swinnen over Histoire de l'oeil:
Volgens Umberto Eco bezit een boodschap een esthetische functie als er sprake is van dubbelzinnigheid en autoreflexiviteit. Deze functie is toepasbaar op de conceptueel gerichte fotografie van Filip Naudts . Deze omvat ook diverse ervaringsniveaus met een boodschap die enerzijds dubbelzinnig gestructureerd is en anderzijds naar zichzelf lijkt te verwijzen. Zijn werk is gemakkelijker te benaderen vanuit een romantisch oogpunt. Het feit dat hij op een bijzondere manier concepten relativeert verrast. Hij kiest voor een visualistische op dieper inzicht van de dingen gebaseerde fotografie. Filip Naudts werkt als beeldende communicator, een fotograaf die statements over zijn gecreëerde werkelijkheid doorgeeft. De esthetiek van zijn beeldspraak wordt geconditioneerd door de wezenlijke eigenschappen van het medium. De titel van zijn nieuwe reeks foto’s is geïnspireerd op een gekend filosofieboek zijnde Histoire de l’œil van Georges Bataille. De foto’s die hij nu toont in een galerie zijn ontstaan uit het niets en tasten in het verlengde van Bataille de grenzen af van het menselijk bestaan. Niet gemakkelijk als je voortdurend met fotografie in aanraking komt, eerst 10 jaar als fotodocumentalist in het FotoMuseum Antwerpen, en nu als beeldredacteur van een internationaal fotografieblad. Als zijn werk een thematische rode draad meedraagt dan is dat er wellicht eentje van de tijdloosheid. Verder typeert zijn werk zich ook door de weloverwogen ontoelaatbaarheid van toevalligheden. De allereerste beelden van de nieuwe reeks waren zelfportret met meeuw en zwangere jurk, en al gauw leek het alsof hij de surrealistische weg op wilde. Heel verrassend voor hemzelf om dit te ervaren, aangezien hij de 15 jaren als fotograaf nauwelijks of nooit met humor of visueel amusement werd gerelateerd. Het is pas later, na het maken van meer beelden, dat het surrealisme niet het enige bleek te zijn waar hij zich op wilde toeleggen maar ook begrippen van censuur en het kwade trokken hem aan. Hoe meer de reeks zich echter uitbreidde, hoe duidelijker het werd dat de reflectie zich naar een algemeenheid richtte van (portret-)schilderwerken van oudere meesters. Het resultaat is een verzameling van adembenemend interessant werk. De rode draad in zijn werk is wellicht de verscheidenheid zélf en het feit dat alle beelden door hemzelf in een spontane bui zijn gemaakt. Het gaat hier om een ongewone fotograaf die zich openbaart in een stijl van schrijnende dwaasheid die in onze tijd ongepast is geworden: met fotografisch genoegen.